Er is nogal wat ophef ontstaan doordat er her en der verkiezingsposters zijn verschenen waarop een andere taal dan het Nederlands wordt gebruikt. De verontwaardiging is tamelijk selectief en hypocriet: het gebruik van het Fries, het Limburgs, het Engels (bijvoorbeeld VVD’er Frank van Dalen) en zelfs het Chinees (zie illustratie) wordt min of meer als vanzelfsprekend beschouwd, maar het gebruik van het Turks of Arabisch is al snel een ‘schande’. Dat vinden niet alleen verschillende rechtse politici als VVD’er Paul de Krom, ook de Rotterdamse lijsttrekker Schrijer en minister Van der Laan vinden dat de posters moeten worden weggehaald, want: ‘ In Nederland spreken we Nederlands.’
Nou kun je je afvragen hoe Nederlands het Nederlands nog is. Bijvoorbeeld in Amsterdam, waar ‘I Amsterdam’ het officixc3xable motto van de stad is. Tien minuten surfen over bijvoorbeeld sites van bedrijfsleven en lokale overheid geeft een inzicht in het ‘Nederlands’ dat in die kringen wordt gebezigd: er wordt in bilateraaltjes geleveld, bijvoorbeeld door accountmanagers, er worden responsibilities geclearcut,probleempjes getackeld en targets gesteld. Ook worden er toolkits uitgerold en systeemveranderingen "geembed". Innovatie ontstaat door out-of-the-box te denken. In allegremia wordt aanteambuilding gedaan, is er sprake van change management, bij voorkeur pro-actief enbottom-up. Daarvoor zijn dan weer Human Resourch managers nodig met eagerness, commitment, een hands-on mentaliteit xc3xa8n een helicopterview. Het is allemaal quite a challenge, een ‘ hell of a job’. En als er iets mis gaat roepen we al snel shit of fuck.
Als het om taal gaat zijn we aardig tolerant en niet van vreemde invloeden vrij.
Verkiezingen
In Nederland is het een democratisch recht dat ieder die de Nederlandse nationaliteit heeft en 18 jaar of ouder is, mag stemmen. Er worden verder weinig voorwaarden gesteld aan dit recht. Beheersing van de Nederlandse taal is bijvoorbeeld geen voorwaarde om te mogen stemmen. Het is belangrijk dat mensen die mogen stemmen zo zelfstandig mogelijk hun keuze kunnen maken. Daarvoor moeten ze zo veel mogelijk informatie kunnen vergaren. Het is dan een stuk gemakkelijker wanneer deze kiezers goed Nederlands kunnen spreken en lezen.
Helaas is dat (nog) niet zo. Een steeds grotere groep spreektweliswaar Nederlands, maar een aanzienlijke groep ook nog niet. Eendeel van hen zal nooit het Nederlands leren. Sommigen omdat ze het nietwillen, maar veel ook omdat ze te oud en/of te laag opgeleid zijn omeen nieuwe taal te leren. Vraag maar eens een NT2 docent hoe moeilijkof onmogelijk het voor laagopgeleide 50-plussers is om een nieuwe taalte leren.
Je kunt ervoor kiezen die mensen af te schrijven, maar je kunt erook voor kiezen om ze zoveel mogelijk bij de samenleving te betrekkenen ze het gevoel te geven dat ze erbij horen. Dat heeft niet alleen eenpositief effect op henzelf, maar indirect ook op hun kinderen.
Het is mijn ervaring dat je moeilijk bereikbare doelgroepen kuntbetrekken door ze aan te spreken op plaatsen waar ze komen, via mediawaar ze naar luisteren, via boodschappers waar ze vertrouwen in hebbenen via een taal die ze begrijpen. Een politicus die campagne voert enmet zoveel mogelijk burgers wil communiceren, moet daar rekening meehouden.
Wanneer een grote groep in een ander taal dan deNederlandse bereikt kan worden, dan moet dat serieus overwogen worden.Ik zou daarbij zelf wel kiezen voor tweetalige posters, zodat ookNederlandstaligen kunnen lezen wat er staat.
Verkiezingscampagnes zijn voor volksvertegenwoordigers een periodeom het vertrouwen van hun kiezers te winnen. Dat doen ze niet door dekiezers de les te lezen, maar door het gesprek met ze aan te gaan.
Als ze eenmaal gekozen zijn, moeten ze zich ervoor inzetten dat bijde volgende verkiezingen zoveel mensen Nederlands spreken. Maar het isondemocratisch de verkiezingen zelf tot een taaltoets Nederlands temaken.
Wat is er democratisch of ondemocratisch aan de keus voor anderstalige verkiezingsbiljetten? Niets. De campagne is er om zieltjes te winnen, de anderstalige aanplakbiljetten en folders zijn er alleen voor dat doel, reclame maken.
Maar er dan niet iets heiligs van en koppel er niet allerlei mooi klinkende maar politiek links gekleurde beleidsdoelen over integratie aan vast.
Bij de eerstvolgende parlementsverkiezingen zal namelijk blijken hoeveel procent van de Nederlanders nu nog gelooft in het streven naast het vasthouden en eindeloos pamperen van xc3¡lle immigranten in NL. Ook degenen die mislukt zijn omdat ze al tientallen jaren aan het infuus van de lokettenstaat hangen en geen NL spreken. Ook de criminelen en de anti-westerse reli-fanaten.
Niet iedereen gelooft er nog in dat het ooit nog iets kan worden met deze groep. De VVD- en en de PVV-aanhang bijvoorbeeld concentreren zich liever op de geslaagde immigranten en degenen met ambities voor hun kinderen.
Daarom kun je de affiches gericht op de Chinese ondernemers en op de Engelse biljetten voor tijdelijks expats, maar ook de affiches gericht op hardwerkende Turkse middenstanders totaal niet vergelijken met de biljetten voor de fatalistische theehuis- en moskeeklevers.
Hou deze discussie over de taal van de verkiezingsaffiches alstublieft politiek neutraal, ook als je gelooft dat dit wxc3xa9l te maken heeft met het democratisch gehalte van de campagne.
Toch vind ik bovenstaand artikel in het multiculturele dwaalleergenre nog keurig netjes. Lodewijk Asscher maakt het helemaal bont in een interview met Het Parool van 18 februari. Zijn reactie op de kritiek op de Turkse etc. posters: “Mogen die mensen soms niet stemmen?”
Alsof er ook maar iemand is die beweert dat niet-NL sprekende ingezetenen niet zouden “mogen” stemmen. Alsof de kiezers zo dom zijn dat ze niet weten dat iedereen die hier vijf jaar legaal woont stemrecht heeft.
Asscher valt mij zwaar tegen, hij praatte in dit interview als een echte aanhanger van de soosjalistiese rancuneleer. Jammer.