Op 17 november nam ik deel aan paneldiscussie bij de Nederlandse Moslimomroep. Andere deelnemers waren Anil Ramdas en Mohammed Benzakour. We hadden het over de vraag ‘Wat kost een allochtoon?’.
Mijn idee hierover is dat de vraag ‘Wat kost een allochtoon?’ een suggestieve vraag is, want je suggereert er iets mee. In dit geval: een allochtoon zou wel eens te veel kunnen kosten. Volgens Elsevier kosten allochtonen 12,7 miljard euro in 2009; volgens de parlementaire onderzoekscommissie Blok drieduizend euro pp per jaar en econometrist Pieter Lakeman rekende in 1999 uit dat Turken en Marokkanen zeventig miljard gulden hadden gekost in twintig jaar tijd.
Ja, en dan? Vervang de vraag met ‘Wat kost een zwakzinnige?’ en je krijgt meteen een vieze smaak in je mond. Het riekt naar praktijken uit de recente geschiedenis waarbij zwakzinnigen werden opgeruimd omdat ze per saldo geen geld opleverden. Heel fijn. Maar zo gaan we in Nederland (nog) niet met elkaar om. De vraag ‘Wat kost een allochtoon?’ is bovendien niet met cijfers te beantwoorden. Net zo min als de vraag: ‘Wat kost een autochtoon?’ Wat neem je allemaal mee in je kosten-batenanalyse? Een onmogelijke opdracht.
De vraag ‘Wat kost een allochtoon?’ is niet alleen suggestief, hij is ook verwarrend. Want wat is een allochtoon, waar hebben we het over? Volgens de officixc3xable betekenis was Prins Claus een allochtoon. En Maxima Zorregueta ook en nog vele anderen met ons. Met allochtoon wordt in het huidige debat echter vooral bedoeld: laagopgeleide mensen met een niet-westerse en vaak islamitische achtergrond. Ofwel de laagopgeleide Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten uit de jaren zestig, zeventig en tachtig plus hun vrouwen / importbruiden en -bruidegommen en kinderen.
De vraag negeren is niet slim, de vraag verduidelijken is wel heel belangrijk. Want de sociaaleconomische kloof tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen is in de loop der jaren niet gedicht. Daardoor is onrust in de samenleving ontstaan. Deze onrust is rexc3xabel. De vraag zou daarom moeten zijn: ‘Wat heeft immigratie van laagopgeleide arbeiders uit een land, dat zich op korte termijn economisch onvoldoende ontwikkelt, voor Nederland voor gevolgen? Deze vraag is wel degelijk relevant. Overheid, werkgevers en werknemers maken gezamenlijk beleid met betrekking tot economie, arbeid en migratie. Zij kunnen – terecht – niet om deze vraag heen. Om de vraag ‘Wat heeft immigratie van laagopgeleide arbeiders uit een land, dat zich op korte termijn economisch onvoldoende ontwikkelt, voor Nederland voor gevolgen?’ te kunnen beantwoorden, moeten we terug naar het begin.
Migratie op zich is niet nieuw. Het is al eeuwen oud, maar samenlevingen zijn wel drastisch veranderd, van ruraal/feodaal naar stedelijk/individueel en van persoonlijke ruilhandel naar anoniem consumentisme. Mensen die voorheen uit armoede, vanwege vervolging of uit religieuze overwegingen migreerden (de joden, de hugenoten, de Amerikaanse kolonisten), konden zich alleen staande houden als zij in hun eigen onderhoud konden voorzien. Dat gold overigens voor elk lid van de samenleving, de nieuwe en de oude. Wie zich staande kon houden, werd geaccepteerd, het gaf de nieuwkomers een legitimiteit.
De intrede van de verzorgingstaat in de vorige eeuw heeft ertoe bijgedragen dat sommige arbeidsmigranten (die alleen voor het werk naar Nederland waren gekomen) zijn gebleven. Is de verzorgingsstaat enerzijds een zegen, het zorgt ook voor een hoop onrust als het om nieuwkomers gaat.
Voor het eerst in de geschiedenis stimuleerde Nederland – na de tweede wereldoorlog – de vrijwillige komst van arbeiders uit het buitenland. Dat deed niet alleen Nederland, dat deden alle westerse landen. In de jaren vijftig en zestig kwamen ze overwegend uit Italixc3xab, Joegoslavixc3xab, Spanje en Portugal. Turkse gastarbeiders kwamen vanaf 1964, de Marokkanen vanaf 1969. Met deze landen werden wervingsovereenkomsten gesloten, maar de meesten kwamen op eigen gelegenheid. Het bedrijfsleven ontving ze met open armen. Overigens hadden de migranten aanvankelijk helemaal geen toegang tot de verzorgingsstaat: als ze ontslagen werden konden ze nergens aanspraak op maken. Ook de vakbonden vonden dat wel best zo.
Tot in de jaren tachtig gingen zowel de overheid als de gastarbeiders zelf ervan uit dat hun verblijf tijdelijk was. Waarom zijn de eerste arbeidsmigranten dan wel voor het merendeel teruggegaan en de Turken en Marokkanen niet? In Italixc3xab, Spanje en Portugal ontwikkelde de economie zich – mede door toetreding tot de EU. Er is aangetoond dat mensen geneigd zijn werk te zoeken in een ander land als ze daar vier keer meer kunnen verdienen. Voor de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders gold dat in het land van herkomst voor laagopgeleide arbeiders de kansen en banen niet toenamen, dus bleven zij hier.
De gastarbeiders hebben in de jaren vijftig, zestig en zeventig vooral het bedrijfsleven geld opgeleverd. Ten eerste konden ondernemers investeringen in machines en innovaties uitstellen: gastarbeiders waren goedkoper en de producten bleven relatief goedkoop, zij waren de smeerolie van de naoorlogse economie. Dat was gunstig voor de concurrentiepositie met ander Europese landen (die overigens ook goedkope buitenlandse arbeiders inhuurden). Wilden de Europeanen zelf dat werk dan niet doen? Nee. In 1964 bleven 100.000 vacatures in de industrie voor ongeschoold werk onvervuld, er waren gewoonweg onvoldoende Nederlanders die het ongezonde en vaak gevaarlijke werk wilden doen (de conservenfabriek T&D in Hoogeveen heette in de volksmond niet voor niets ‘De Vingerfabriek’).
Gastarbeiders namen bovendien genoegen met relatief weinig geld; zo konden de lonen laag blijven en ook dat was weer goed voor de concurrentie met het buitenland. Ook hebben gastarbeiders/ illegale arbeidsmigranten de Nederlandse consument geld opgeleverd, hun (goedkope) arbeid drukte jarenlang de consumentenprijs in de horeca en tuinbouw. Vandaag de dag zijn illegale werksters en kindermeisjes zeer welkom.
Overheid en bedrijfsleven hadden van meet af aan gedeeltelijk tegengestelde belangen. Het jarenlange credo van de overheid dat de gastarbeiders tijdelijke gasten waren, was een wassen neus (al in 1979 schreef het WRR hierover een rapport; de overheid liet een en ander liever op zijn beloop). De overheid wilde niet dat gastarbeiders langer dan een paar jaar zouden blijven, ondernemers wel. Want telkens nieuwe arbeiders over laten komen, was relatief duur. Nieuwe arbeiders moesten eerst ingewerkt worden, er waren wervingskosten enz.
Maar ook arbeiders zijn mensen. Na verloop van tijd gaan mannen naar (hun) vrouwen verlangen. Het is niet humaan om mensen jarenlang een gezinsleven te onthouden. Daar kon de overheid uiteindelijk niet omheen, trouwen en kinderen krijgen hoorde erbij. Ook de toegang weigeren tot de verzorgingsstaat was op den duur niet meer houdbaar.
Door het tijdelijke karakter van hun verblijf investeerden de meeste gastarbeiders jarenlang niet in hun eigen ontwikkeling. Er moest gewerkt worden; de taal leren werd eerder ontmoedigd dan verplicht gesteld. Ik wil hierbij benadrukken dat veel gastarbeiders en/ of hun kinderen op den duur WEL investeerden in zichzelf en in de Nederlandse samenleving, zowel financieel als sociaal. Maar heel lang dachten de Turken en Marokkanen hetzelfde als de Italianen en Spanjaarden, namelijk dat hun verblijf tijdelijk zou zijn.
In tegenstelling tot hun Italiaanse en Spaanse voorgangers keerden de Turken en Marokkanen dus niet massaal terug naar hun land van herkomst. Intussen konden ze hun achterstand niet meer inlopen. Toen na 1973 de arbeidsmarkt voor ongeschoold werk kleiner werd, kon het bedri
jfsleven hen doorschuiven naar de overheid. De overheid, en dus de belastingbetaler, draaide op voor de kosten van de uitkeringen en de voorzieningen. Een aantal gastarbeiders was inmiddels opgebrand na tien jaar zwaar, ongezond werk. Veel oudere migranten raakten in de WAO of – door gebrek aan werk – in de bijstand (wat overigens ook gold voor Nederlandse arbeiders – in de jaren negentig zat bijna een miljoen mensen in de WAO).
Met of zonder uitkering, de meeste voormalige gastarbeiders vonden (en crexc3xaberden!) geen aansluiting met andere Nederlanders, de Nederlandse geschiedenis enz. Ze bleven omdat er in Turkije of Marokko geen werk was. Het was voor hen vaak een economische, geen sociale, keuze om in Nederland te blijven, Nederland was niet hun thuis.
De teleurstelling over hun leven en hun achterstand brachten ze vaak over op hun kinderen. Veel kinderen bleven in een laagopgeleide positie steken, net als de vroegere Nederlandse arbeiderskinderen: wie een stigma heeft moet driedubbel zijn best doen om serieus genomen te worden. Veel jongeren – vooral meisjes van voormalige gastarbeiders – kampen momenteel daarbovenop met een dubbele loyaliteit: ze moeten het maatschappelijk beter doen, maar net als hun moeder de traditionele rol van de vrouw blijven vervullen.
Intussen hadden Nederlanders een emancipatieproces doorgemaakt. Nederland was in de loop der jaren ontzuild. Die emancipatie gold niet voor veel van de voormalige gastarbeiders. Ze hadden er geen belang bij om uit hun zuil te komen (in eerste instantie omdat ze toch terug zouden gaan). Bovendien helpt het ook niet, als je qua opleiding en aansluiting in een underdog positie zit, om je te voegen naar de vreemde (christelijke) zuil. Religie wordt dan deels een kwestie van identiteit, van houvast en waardigheid.
Door hun sociaal-maatschappelijke isolatie hebben veel voormalige gastarbeiders de maatschappelijke emancipatie van de afgelopen veertig niet bewust meegemaakt. Hun ideexc3xabn over homo’s, religie en vrouwenrechten roept bij autochtonen irritatie op. Hoewel zij tot voor kort over een aantal onderwerpen hetzelfde dachten, zijn voor veel autochtonen conservatieve standpunten inmiddels een gepasseerd station. Zij willen niet terug naar de jaren vijftig. Ze willen vooruit en niet terug in de tijd. Ook dit heeft voor een hoop onrust en frictie gezorgd.
Nogmaals, dit geldt niet per se voor alle voormalige gastarbeiders en hun nazaten. Een deel van hen ontwikkelde zich juist wel en heeft nu een baan / eigen bedrijf. Bij mij in de straat zijn de van oorsprong Nederlandse schoenmaker, kleermaker, buurtsuper, sigarenboer en bakker – bij gebrek aan autochtone opvolgers – overgenomen door Nederlandse Turken. Zij op hun beurt zijn nu bereid om lange uren te maken tegen lage marges. En dat is goed voor de leefbaarheid in mijn – overwegend autochtone – buurt.
Volgens mij hebben we de grootste ophef achter de rug. Het was nodig dat een aantal zaken, die irritaties en weerstand opriepen, benoemd zijn. Al sinds het artikel ‘Het multiculturele drama’ van Paul Scheffer in 2000 zijn we wakker geworden en heeft de overheid beleid ontwikkeld om de kloof tussen de ‘nieuwe Nederlanders’ en autochtonen te dichten. Het is goed te beseffen dat nieuwkomers nu eenmaal tijd nodig hebben om zich aan te passen aan het ontvangende land en dat het een tijd duurt voordat mensen elkaar wederzijds zien als Nederlanders, burgers uit hetzelfde land. Maar als Nederlandse politie zouden overwegen om opnieuw laagopgeleide arbeiders uit een economisch zwak land zou toe te laten, zou dat wel weer opnieuw voor een hoop onrust kunnen zorgen.
Door hen hardnekkig allochtoon te blijven noemen, suggereert Wilders dat de voormalige Turkse en Marokkaanse gastarbeiders en hun nazaten verwijderbaar zijn. Gezien onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gevolgen van economische belangen en overheidsbeleid in het verleden, is de suggestie alleen al te schunnig voor woorden.
Toch zie ik Geert Wilders meer als een stuiptrekking dan als een bedreiging. Daarom sluit ik me aan bij de carnavalsschlager van Nilgxc3xbcn Yerli:
Geef die man een kus en een kwartje
Hij bedoelt het niet verkeerd
Daarom heb ik in mijn hartje
Een plaatsje gemaakt voor Geert.
Janneke Donkerlo is zelfstandig journalist. Dit artikel is ook verschenen op haar website
wie de kostenvraag stelt Janneke, moet ook de baten vraag durven beantwoorden, anders is het zowiezo een nutteloze discussie. Het feit dat ik dat niet meteen in je artikel lees ,vind ik jammer. Het lijkt wel als je in de verdediging schiet, of zie ik dat verkeerd? Als je iemand zich afvraagt wat de allochtoon opbrengt en heeft opgebracht zal zien dat de vraag van Wilders nergens op slaat, want de opbrengst is vele malen hoger dan de kosten op dit moment. De meeste allochtonen zijn in jaren 70 arbeiders die veel belasting afdroegen en weinig op de welvaartsstaat teerden. De huidige economische vluchtelingen zijn gevlucht naar een ander land omdat ze vaak iets hebben om te “verkopen”. Vaak hun werk of anders hun hersenen. Het zijn vaak goed opgeleide mensen die slim genoeg zijn en ondernemend hun situatie te ontvluchten. En veerkracht tonen om aan de andere kant van de wereld opnieuw te beginnen.