Aboutaleb heeft vooral last van Antilliaanse jongeren met laag IQ

GevangpensieroFrank Bovenkerk beweerde in zijn afscheidsrede xc3xa9xc3xa9n opde negen Marokkaanse jongeren recivideert. Burgemeester Aboutaleb vanRotterdam trok die cijfers in zijn gemeenteraad in twijfel. Het probleem zou Bovenkerks definitie van recidive zijn. xe2x80x98Wij gaan uitvan een gedetineerde die opnieuw in de fout gaat en komen dan op lagerecijfers uit,xe2x80x99 aldus Aboutaleb.  Dat recidivecijfer gaat ook helemaal niet over Rotterdam, reageerde FrankBovenkerk in het NRC van 5 juni. xe2x80x98Het cijfer is het landelijke gemiddelde, dat hebik uit de Jaarrapportage 2008 van het Centraal Bureau voor deStatistiek. Staat gewoon op internet. Laat Aboutaleb mij even bellen,voordat hij geschokt gaat reageren. In die rapportage staat datongeveer negen op de tien jeugdige Marokkaanse verdachten tussen de 12en 18 jaar recidiveerden in de periode 1996-2005.xe2x80x99

Aboutaleb verklaarde ook dat Antillianen veelgewelddadiger zijn dan Marokkanen. Hij liet weten ook vragen te hebben over het vaak lage IQ van criminele Antillianen. ,,Dat speelt volgens mij een belangrijke rol in het probleem. Je ziet het niet alleen bij Antilianen uit de Antillen, maar ook bij Antillianen die in Nederland zijn geboren.xe2x80x99xe2x80x99 Aboutaleb maakt zich zorgen over het xe2x80x98buitensporige geweldxe2x80x99 dat deze jongeren gebruiken. Aboutalebs opmerkingen over Antillianen vielen niet goed bij partijgenoot, en Antilliaanse Nederlander, John Leerdam. Leerdam schrijft op zijn hyvesblog dat hij hoopt dat Aboutaleb verkeerd geciteerd is. Leerdam vindt het ongelukkig dat Aboutaleb zoveel nadruk legt op IQ en etniciteit. Leerdam: "Ten eerste is een laag IQ, of een lage sociale intelligentie, niet deoorzaak van crimineel gedrag. Het is best mogelijk dat probleemjongerenin sommige gevallen minder intelligent zijn en dat ze daarom sneller inde criminaliteit belanden, maar dat heeft met opvoeding, opleiding enkansen te maken, en niets met etniciteit of afkomst."
Ed Gumbs (voorzitter van het Platform Politici van AntilliaanseAfkomst) verwijt aboutaleb in de Volkskrant van 10 juni dat hij vlucht in etnische discriminatie bij het benoemen vanproblemen onder criminele Antilliaanse en Marokkaanse jongeren.

In de Volkskrant van zaterdag licht Aboutaleb zijn standpunt toe. Volgens Aboutaleb was in 2008 35 procent van de overvallers in Rotterdam van Antilliaanse afkomst. Overigens is eenvijfde van de overvallers van Nederlandse en een op de tien van Marokkaanse afkomst.
Een deel van de Antilliaanse overvallers gebruikte zwaar en excessief geweld. Geweld lijkt onderdeel te zijn van het gewone gedragspatroon van niet alleen veel Antilliaanse verdachten. Om de gewelddadige overvallen te kunnen aanpakken, is volgens Aboutaleb een "profielgerichte aanpak" noodzakelijk.

Daarbij, schrijft Aboutaleb, dient niet de ene groep als bliksemafleider voor de andere, zoals Ed Gumbs afgelopen woensdag stelde. "Ik stigmatiseer geen etnische groepen, maar signaleer de problemen die ik bij de inwoners van mijn stad zie. Problemen als deze kun je in elk geval niet aanpakken door ze te wikkelen in eufemismen en wollige woorden.(..)  Bij een recente expertmeeting over de overvallenaanpak van de Rotterdamse politie bogen onder meer vertegenwoordigers van de GGD, jeugdzorg en de reclassering zich over dit probleem. Duidelijk werd dat een belangrijk deel van deze Rotterdamse verdachten een laag IQ heeft of aan gedragsstoornissen lijdt, wat behandeling extra moeilijk maakt."

Passage over criminaliteit en IQ uit een WODC-publicatie:

Junger-Tas (1996) stelt dat gezinsfactoren de krachtigste voorspellers zijn van delinquent gedrag op latere leeftijd. Deze gezinsfactoren worden gespecificeerd naar xe2x80x98mate van toezichtxe2x80x99, xe2x80x98de mate en kwaliteit van disciplinexe2x80x99 en xe2x80x98de affectieve band tussen ouders en kindxe2x80x99. Structurele achtergrondkenmerken zoals sterke prikkelbaarheid, laag geboortegewicht, ADHD, impulsiviteit, extraversie en een laag IQ zouden de ontwikkeling van crimineel gedrag bij jongeren niet rechtstreeks bexc3xafnvloeden, maar wel indirect via gezinsprocessen.
Iets soortgelijks geldt voor structurele variabelen zoals demografische en sociaal-economische status. Ook deze hebben weinig rechtstreekse invloed op de ontwikkeling van crimineel gedrag, maar zijn voornamelijk indirect van invloed via de kwaliteit van de sociale interacties met ouders en peers (Sampson en Laub, 1993). Deze indirecte invloeden kunnen verklaren waarom kinderen die opgroeien in eenoudergezinnen een verhoogd risico op delinquentie vertonen. Zo is het mogelijk dat de ouder de opvoeding minder goed aankan als gevolg van problemen op financieel, sociaal en emotioneel vlak. Volgens deze redenering kan ook een verband worden gelegd tussen delinquentie enerzijds en werkloosheid, veelvuldig verhuizen, buitenshuis werken van de moeder, een groot gezin en allochtone status anderzijds.
De invloed van risicofactoren op de ontwikkeling van crimineel gedrag blijkt afhankelijk van het aantal en de aard van de risicofactoren dat in het spel is. In de literatuur wordt benadrukt dat het vooral de cumulatie van risicofactoren is die resulteert in crimineel gedrag (onder meer Bruinsma, 1997; Bol e.a., 1998). Zo blijken biologische en sociale risicofactoren elkaar in grote mate te versterken. Van der Heiden-Attema en Bol (2000, p. 90) constateren dat niet zozeer het aantal, maar vooral de aard van de risicofactoren en de leeftijd waarop jongeren er aan worden blootgesteld, van belang is. Risicofactoren zijn daarbij antisociaal en afwijkend gedrag, justitieel verleden en kenmerken van school en vrienden.

Tevens is de invloed afhankelijk van de leeftijd van hetkind. Longitudinaal onderzoek van Farrington (1997) wijst uit datrisicofactoren leeftijdsafhankelijk zijn. Belangrijke risicofactorenvoor kinderen van omstreeks negen jaar zijn een laag gezinsinkomen, eenslechte behuizing, opgroeiend in een groot gezin of in een
gezin met een veroordeelde ouder, een laag IQ op niet-verbaal gebied eneen slecht pedagogisch gezinsklimaat. Rond het achttiende levensjaarzijn risicofactoren als ongeschoold handwerk, instabielearbeidsdeelname, slechte relatie met ouders, omgang met een antisocialegroep en zwaar alcoholgebruik meer van invloed. Bol e.a. (1998) hebbende achtergronden van geweldscriminaliteit onder jeugdigen
in kaart gebracht. De auteurs stellen dat de kans dat een kind in detienerjaren gewelddadig gedrag vertoont, groter is naarmate het eerderaan risicofactoren wordt blootgesteld.

Links:

meer dan helft Marokkaanse jongeren in Rotterdam verdacht van delict
Marokkanendrama deel II: op zoek naar de oorzaken

Dossier allochtonen, criminaliteit en cultuur

Veel meer artikelen in de categorie jeugdcriminaliteit op het Allochtonenweblog

About Ewoud Butter

Schrijver, onderzoeker
This entry was posted in jeugdcriminaliteit. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s