Allochtone politici en clixc3xabntelisme

Stemmen2Over een jaar zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen en her en der in het land wordt gestart met het samenstellen van de kandidatenlijsten. Daarmee zal ook de discussie weer starten over allochtone politici. In een representatieve democratie zouden idealiter alle bevolkingsgroepen vertegenwoordigd moeten zijn, maar in de Nederlandse diploma-democratie zijn autochtone, hoogopgeleide mannen tussen de 40 en de 60 jaar zwaar oververtegenwoordigd. Vrouwen, jongeren, laag opgeleiden en allochtonen zijn (zwaar) ondervertegenwoordigd. Interessant is overigens de vraag welke groep slechter in de politiek vertegenwoordigd is: de laag opgeleide autochtoon of de laag opgeleide allochtoon.

De meeste politieke partijen houden bij de samenstelling van delijst rekening met de vertegenwoordiging van verschillende groepen. Datgebeurt niet alleen op basis van leeftijd, sekse en etniciteit, maar erkan ook rekening worden gehouden met bepaalde belangengroeperingen alseen beroepsgroep (ondernemers bij de VVD) of een actiegroep(milieubeweging in GroenLinks).

Meer dan bij andere groepen wordt er bij allochtonen vaak gerept over ‘slecht functioneren’ en vooral ‘clixc3xabntelisme’. Vaak ten onrechte, maar soms ook terecht.

Sinds 1986 hebben migranten in Nederland passief en actief kiesrecht: ze mogen kiezen en gekozen worden. In Amsterdam was er in 1990 een grote vraag naar raadsleden, ook allochtone, toen de stad werd opgesplitst in (toen) 16 deelraden. Politieke partijen gingen massaal op zoek naar geschikte allochtone kandidaten. Ze kregen hierbij destijds steun van de gemeente Amsterdam, het Amsterdams Centrum Buitenlanders (ACB) en vele migrantenorganisaties.
Direct na de verkiezingen mocht ik als kerverse politicoloog werken bij het ACB en kreeg ik onder andere de taak om vraagbaak te zijn voor 18 Turkse en 3 Marokkaanse gekozen raadsleden (Marokkanen waren destijds nog ondervertegenwoordigd). Ik gaf individuele begeleiding aan politici van verschillende partijen (vooral PvdA, Groenlinks en CDA) en organiseerde politieke cafxc3xa9’s voor de Turkse en Marokkaanse raadsleden. Hiervoor was veel interesse, ook omdat er vanuit de partijen destijds weinig begeleiding werd gegeven.

De niveauverschillen tussen de allochtone politici waren enorm: er was een intellectuele voorhoede van vooral HBO’ers die goed Nederlands sprak en het prima deed, maar er was ook een redelijke groep die met moeite de beleidsstukken kon lezen en weinig weet had van het Nederlandse politieke systeem. Sommigen bleken ook weinig te weten van de beginselen van hun eigen partij.

Er waren ook verschillende overeenkomsten. Zo hadden veel raadsleden moeite met de Nederlandse politieke cultuur waarin belangrijke besluiten vaak buiten de raad (in het cafxc3xa9) worden genomen. Maar de belangrijkste overeenkomst was dat de meeste allochtone kandidaten bijna zonder uitzondering meer voorkeurstemmen hadden gekregen dan hun autochtone fractiegenoten. De meeste allochtone politici bleken een veel sterker sociaal netwerk te hebben dan de geindividualiseerde autochtone politici.

Dit leidde tot spanningen in de fractie, omdat autochtone politicizich bedreigd voelden of bang waren dat er een vijfde colonne wasbinnen gehaald. Dergelijke angsten werden versterkt door berichten inde pers dat sommige politici ervan verdacht werden banden te hebben metde Grijzen Wolven of de Turkse maffia – op een enkele uitzondering nawerden deze beschuldigingen overigens nooit bewezen. Ook de banden diemigrantenpolitici hadden met migranten- en moskeeorganisaties werdengewantrouwd.

Binnen de fractie kregen veel allochtone raadsleden een ‘ali alibi’functie: ze kregen zelden een zware portefeuille – in de meestegevallen bleef deze beperkt tot het emancipatie- en minderhedenbeleid.Als allochtoon werden ze in de fractie al snel tot minderhedenexpertbenoemd. Dat laatste pakte vaak ongelukkig uit: hierdoor werden ze,meer dan hun lief was, gezien als het aanspreekpunt voor bevriende ofjuist niet bevriende migrantenorganisaties die subsidie wilden hebben.En daardoor werden ze binnen de fractie weer met argusogen bekeken.

Bij de verkiezingen in 94 verdwenen er een stel van de lijst.Sommigen werden aanmerkelijk lager op de lijst geplaatst, maar wistendan vaak toch weer met voorkeurstemmen de raad te halen.

In vergelijking met het begin van de jaren 90 kunnen de politiekepartijen nu kiezen uit veel meer geschikte allochtone kandidaten en wordter meer dan in het verleden op kwaliteiten gelet. Toch blijvenallochtone raadsleden ondervertegenwoordigd. Zo was het opvallend dateen partij als GroenLinks voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006in Amsterdam slechts xc3xa9xc3xa9n allochtone kandidaat op een verkiesbare plaats had staan.Bij de Amsterdamse PvdA daarentegen werden in 2006 onverwacht veelallochtone kandidaten gekozen. Dat leidde tot een waarschuwing vanWouter Bos die incidenten verwachtte met allochtone raadsleden. Inzekere zin heeft Bos gelijk gekregen: er zijn relatief vaak problemenmet allochtone raadsleden gekomen.Lees bijvoorbeeld   relatief veel allochtone raadsleden verlaten PvdA en leden deelraden wantrouwen allochtone collega’s.

Overigens is enige relativering op zijn plaats: bij problemen met een allochtoon raadslidwordt direct gerefereerd aan zijn/haar etnische achtergrond, bij devele niet functionerende autochtone politici gebeurt dat nooit.Bij allochtone poltici valt veel sneller – en vaak zonder bewijs – het woord clixc3xabntelisme dan bij autochtonepolitici die bijvoorbeeld voortkomen uit het bedrijfsleven, de milieu- of kraakbeweging, de agrarische sector ofeen bepaalde kerk.

Interessant is hoe allochtone raadsleden zelf aankijken tegen deband met hun achterban. Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP)stelde deze vraag onlangs in een onderzoek. Hieruit bleek dat meer dande helft van de allochtone raadsleden (55%) vindt dat allochtonen eensterkere band hebben met hun achterban dan autochtone raadsleden. Eennog grotere groep, tweederde van de allochtone raadsleden (66%) heefthet gevoel dat hun allochtone achterban (burgers met dezelfde etnischeachtergrond) wil dat zij hun belangen behartigen. Toch wil 34% nietgezien worden als een vertegenwoordiger van die achterban;  39% wil datwel.

Helaas zijn er geen vergelijkbare onderzoeken gedaan onder autochtoneraadsleden. In hoeverre hebben zij het gevoel een bepaalde achterbanbinnen hun fractie te vertegenwoordigen? Hoe omschrijven zij als’volksvertegenwoordiger’ hun persoonlijke achterban? Hoe gaan ze om metverwachtingen uit deze achterban of met professionele lobbyisten uiteen bepaalde sector?

Uit het IPP-rapport blijkt dat een minderheid (39%) erover denkt zichin 2010 weer kandidaat te stellen, 19% denkt dat niet te doen en 42%twijfelt nog. Ik ben benieuwd naar de nieuwe kandidatenlijsten.

Ewoud Butter

Het IPP-rapport kunt u hieronder downloaden.

Download ervaringen_allochtone_raadsleden_onderzoek_ipp_mrt09.pdf

About Ewoud Butter

Schrijver, onderzoeker
This entry was posted in ewoud butter, Politiek. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s